Wet openbaarheid van bestuur (Wob)

Op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) kan iedereen een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In de Wob staat een verplichting voor de overheid om actief, uit eigen beweging, informatie te verstrekken aan het publiek over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering ervan.

In artikel 2 van de Wet staat het uitgangspunt geformuleerd:
1.Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
2. Het bestuursorgaan draagt er zo veel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.

De overheid moet meewerken als er een verzoek om informatie over overheidszaken wordt ingediend, behalve als het gaat om privé-gegevens of gegevens over bijvoorbeeld bedrijfs- en fabricageprocessen die vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. Deze uitzondering geldt weer niet voor gegevens die de overheid heeft verkregen door zelf metingen of controles uit te voeren bij een bedrijf.

In de Wob wordt geregeld op welke wijze de overheid openheid geeft. Maar ook in veel andere wetten staan specifieke bepalingen over openbaarheid van stukken en besluiten bijvoorbeeld over het recht op inzage van vergunningen en over de geheimhouding van 'gevoelige bedrijfsgegevens'.

Een overheid hoeft geen informatie te geven over zaken die een controle bemoeilijken. Bijvoorbeeld als het gaat om gegevens die de overheid bij een onverwachts controlebezoek wil nagaan. Informatie over opsporing en vervolging van strafbare feiten is in het algemeen ook niet openbaar. Wanneer een bestuursorgaan inzage in een dossier weigert, kun je een Wob-procedure starten.

In de Wob is bepaald bij welke bestuursorganen om openbaarmaking van bestuurlijke informatie kan worden verzocht. Dit zijn onder andere:

  • de ministers;
  • de bestuursorganen van de provincies (bijvoorbeeld het college van gedeputeerde staten);
  • de bestuursorganen van de gemeente (zoals het college van burgemeester en wethouders);
  • de bestuursorganen van de waterschappen (onder andere het dagelijks bestuur);
  • publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties;
  • instellingen, diensten en bedrijven die onder de verantwoordelijkheid van de genoemde bestuursorganen werkzaam zijn. Uit de rechtspraak volgt dat dat orgaan dan wel een aanzienlijke invloed op die instelling, dienst of dat bedrijf moet hebben.

Een voorbeeld van een uitgezonderd bestuursorgaan, waarbij dus geen openbaarmaking van informatie kan worden verzocht, is de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden.

Indien het bestuursorgaan beslist dat de verzochte informatie openbaar wordt gemaakt, kan hij de informatie op verschillende manieren aan de verzoeker verstrekken. Hij kan:

  • een kopie ervan geven;
  • de letterlijke inhoud ervan in een andere vorm verstrekken;
  • kennisneming van de inhoud toestaan;
  • een uittreksel of een samenvatting van de inhoud geven;
  • inlichtingen uit de informatie verschaffen.

Uitzonderingen
In principe is alle overheidsinformatie in het kader van de Wob openbaar, maar er zijn flink wat uitzonderingen. De meeste staan in artikel 10 van Wob, waarbij het om twee soorten gaat. In het eerste lid zijn de absolute uitzonderingsgronden te vinden, in het tweede lid de relatieve.

De absolute gronden:
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.


De relatieve gronden:
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, eerste lid onder c en d, en het tweede lid bedoelde bestuursorganen;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door overheidsorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang dat geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden.

Milieubepalingen

De WOB bevat een geheel eigen kader voor milieu-informatie. Overheden hebben een inspanningsverplichting om er voor te zorgen dat milieu-informatie zoveel mogelijk actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is. In twee gevallen wordt, als het om milieustukken gaat, een zogeheten absolute weigeringsgrond veranderd in een relatieve, wat een belangenafweging vraagt. Daarbij gaat het om vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegevens en om persoonlijke beleidsopvattingen in documenten van intern beraad. Daarvoor geldt dus alleen in milieuzaken een ruimer openbaarheidsregime.

Er hoeft allereerst geen milieu-informatie te worden verstrekt als het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van de bescherming van het milieu waarop de informatie betrekking heeft. En ook niet als er sprake kan zijn van beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.

Artikel 11 van de Wob, bij een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, hoeft geen informatie worden verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Ook de persoonlijke opvattingen van bijvoorbeeld ministers, maar ook externe adviseurs mogen zo buiten de openbaarheid worden gehouden.

Zie ook: Wet openbaarheid van bestuur (Rijksoverheid)